Kampioen bodybuilden Camiel (49) verslaat alle jonkies

“Het blijft toch elke keer weer bijzonder”, lacht Camiel met de trofee in zijn hand. “Die beker past mooi bij alle andere prijzen.” En dat zijn er inderdaad nogal wat. In zijn eigen gym thuis staan minstens vijftig bekers die de bodybuilder heeft gewonnen.

“Twintig jaar geleden had ik nooit gedacht dat het zo zou lopen. Toen stond ik als amateur nog wekelijks op het voetbalveld. Als mijn oude voetbalmaten mij nu zouden zien? Ja, dan zijn ze verbaasd. Maar dat geldt ook voor oud-klasgenootjes.”

Om zo’n lijf te krijgen, moet je hard werken. “Normaal gesproken train ik vijf keer per week. De laatste zes weken voor een belangrijke wedstrijd gaat dat naar zeven keer. Dan ga ik er naast krachttraining ook cardio bij doen. En mijn voeding moet strak worden aangepast. In een paar weken tijd val ik ruim 10 kilo af.” En daarna is het dus keer op keer vlammen in de categorie tot 100 kilogram.

Hoe het hem steeds weer lukt de jonkies te verslaan? “Met discipline en ervaring kom je een heel eind”, lacht hij. “Maar ik merk wel dat het lijf ouder wordt. Ik heb wat meer pijntjes en moet harder mijn best doen om hetzelfde resultaat te behalen.”

Zijn volgende doel? “Ik wil nog één keer meedoen aan een internationale wedstrijd. Een EK of een WK. Als ik daar in de top drie belandt, is het mooi geweest.”

Voor het lichaam is dat laatste misschien wel goed. Want, zo beaamt Camiel, de laatste twee weken voor een wedstrijd is bodybuilden niet meer gezond. “Je lichaam droogt uit, je nieren krijgen het zwaar en je spieren doen steeds vaker pijn als je ze aanspant. Maar op het podium zie je er dan wel beter uit.”

Zonder verplichtingen zou Camiel ook na zijn vijftigste nog doorgaan. “Maar ik heb ook kinderen, voor wie ik er vaker wil zijn. En een baan als rechercheur. En bodybuilden vergt, zeker als je op hoog niveau aan wedstrijden meedoet, veel tijd en discipline. Nog één jaartje en dan is het daarom mooi geweest.”

Wat hij daarna gaat doen met alle vrije tijd die ineens over is? “Beneden staat nog een motor. Wellicht kan ik die hobby straks weer oppakken.”